Wanneer wordt koesteren doodknuffelen?

Onderstaande essay is in 2017 geschreven door Thijs voor zijn opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de Hogeschool Utrecht. Dit artikel is een letterlijke weergave van deze essay voor het vak Sociaal Beleid. Een long-read.
Het risico-regelreflex
M1 en zijn overgrootvader

Het is 1929, een warme voorzomeravond in juni. Het is half negen en de 9-jarige Tjitze klimt in de hoogste boom die hij kan vinden, een speeltuin is er niet in het dorp. Vanuit de hoge eik kijkt hij wijd uit over het Friese polderland en ziet zijn vader Marten met de bakkersfiets naar Zwagerveen fietsen. Voor dag en dauw was hij al vertrokken voor weer een lange werkdag. Er moest brood op de plank komen. De moeder van Tjitze is thuis, zij is huisvrouw en zorgt voor het huishouden en de acht kinderen die zij met Marten heeft. Tjitze heeft het rijk alleen. Niemand houdt hem in de gaten, niemand kijkt hem op de vingers en niemand stuurt hem uit de boom.

Het is 2018, een warme voorzomeravond in juni. Het is half negen en de 9-jarige M1 klimt in het hoogst (periodiek gekeurde) klimrek dat hij kan vinden in de speeltuin in de Utrechtse wijk Hoograven. Geïrriteerd schud hij het zand van zijn broek, het zand dat onder het klimrek ligt om zijn mogelijke val te breken. Het zand dat jaarlijks door de gemeente wordt gereinigd. M1 kijkt vanuit zijn hoge positie door de straat. Hij ziet zijn vader Thijs in de voortuin zitten. Thijs is politieagent en door een blessure zit hij al bijna twee jaar thuis. Zijn salaris wordt doorbetaald en ook zijn intensieve revalidatietraject wordt vergoed door de verzekering. De moeder van M1 is aan het werk als ambulant gezinsbegeleider in de jeugdpsychiatrie. M1 zijn twee broertjes liggen al op bed. Plots roept iemand van onder het rek naar M1. Een medewerker van het sociaal wijkteam (waar M1 contact mee heeft in verband met zijn schoolgedrag) roept dat M1 niet zo gevaarlijk moet doen. Hij moet het rek gebruiken waar het voor is, de manier dat hij boven in staat zou zeer gevaarlijk zijn. Zij vraagt zich ook af waarom M1 zo laat nog buiten is. Zij maakt een notitie om hier tijdens een casusoverleg eens met haar netwerk over te praten. Gevaarlijk, grensoverschrijdend klimgedrag en het is half negen ’s avonds. Moet zij een zorgmelding maken? Moet zij de vader aanspreken dat hij zijn zoon tot de orde roept, dat hij hem geen risico’s moet laten lopen?

Bovenstaande casus is grotendeels fictief. Tjitze en M1 (en hun gezinssituaties) bestaan echt. Tjitze, mijn grootvader, is inmiddels 98 jaar oud en M1, mijn zoon, is 89 jaar jonger. 89 jaar waarin niet alleen mijn familie zich drie generaties verder heeft voortgeplant. Maar ook een kleine eeuw waarin Nederland zich heeft ontwikkeld via een verzorgingsstaat tot een participatiesamenleving. Een staat waarin hulp (al dan niet gedwongen) wordt geboden aan mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, sociale zekerheid wordt geboden, inwoners zich kunnen ontplooien en verbondenheid wordt gecreëerd tussen individuen en groepen (Bijlsma en Janssen, 2017, p.31-32).

Interessant in deze ontwikkeling is de balans tussen verantwoordelijkheden van de individu (de ouders) en van het collectief (de staat). Hoever gaan ouders in de bescherming van hun kinderen en hoever gaat de overheid in haar ‘verzorging’. Dit essay verkend de systemen waar ouders en de overheid mee worstelen om balans te zoeken tussen risicovermijding en loslaten; waar deze twee elkaar kunnen helpen of in de weg zitten. Maar vooral ook wanneer deze risicovermijding en risico-regelreflex doorslaan.

Centraal staat daarbij staat de vraag: Wanneer wordt koesteren doodknuffelen?

Onze kinderen kunnen geen risico meer lopen

Kinderen geven al vroeg aan dat ze los willen komen van hun ouders. Op tweejarige leeftijd beginnen ze met zelfstandig lopen en eten. Ouders worden tijdens de peuterpuberteit geconfronteerd met een wezentje dat ruimte nodig heeft en dit duidelijk laat merken. Nadat het kind zijn wereld heeft uitgebreid door zelfstandig naar de basisschool of speelkameraardjes te gaan begint het ultieme loslaatproces: de puberteit. Al deze fasen, afgesloten door de pubescentie, zijn essentieel om een eigen identiteit te vormen en los te komen van het juk van de ouders. De rol van de ouders in dit proces is cruciaal.

Als ouders te beklemmend beschermen heeft dit grote gevolgen voor de ontwikkeling van het kind tot adolescent. Zonder frustraties en negatieve ervaringen leren kinderen niet van hun fouten. Marjan de Bil (kinder- en jeugdpsycholoog): “Kinderen moeten dingen zelf ondervinden. Hoe zij zo op hun fiets kunnen balanceren dat ze er niet afvallen. Maar om dat te ontdekken, moeten ze af en toe vallen. Als ouders [sic] alle hobbels voor hun kinderen wegnemen, leren kinderen nooit zelf met frustraties of teleurstellingen om te gaan.” Als ouders benadrukken dat een kind iets niet kan (of mag) wordt een faalangst ontwikkeld waar het kind als volwassenen veel hinder van kan ondervinden (De Bil, 2017).

We willen allemaal onze kinderen beschermen tegen pijn en verdriet. Al dan niet gedreven uit projectie van de ouders. Maar juist in uitdagende ervaringen zitten waardevolle levenslessen stelt schrijver Gevert Tulley van het boek 50 Dangerous Things (you should let your kids do). Het klimmen in bomen maakt kinderen zelfstandig, zelfredzaam, behendig, trots en krachtig. Dit zijn allemaal eigenschappen die wij graag bij ons kind zien, dat het uit die boom kan vallen is een vaak onoverkomelijk risico. Bovendien is het zo dat kinderen die risico’s steeds beter leren tot een betere risico-analyse komen en handiger worden met de gevaarlijke activiteiten. De kans dat ze uit de boom vallen wordt dus steeds kleiner naarmate ze het vaker gaan doen. (Tulley & Spiegler, 2011, Rengers, 2018)

Je kind maximaal loslaten, als ouders, zou dus beter zijn dan beklemmen. Tot de overheid zich gaat ‘bemoeien’ met de opvoeding. Zo is in 2015 (in Amerika) een gerechtelijk onderzoek gestart tegen ouders naar de verwaarlozing van hun kinderen. De ouders lieten hun zes en tien jaar oude kinderen zelfstandig van het park naar huis lieten lopen (circa anderhalve kilometer). De ouders hadden deze route ingeschat als veilig en hadden het zelfs al een aantal malen geoefend met hun kinderen. Maar de (plaatselijke) autoriteiten dachten daar anders over en klaagden de ouders aan (uiteindelijk zijn zij overigens vrijgesproken van verwaarlozing). (St. George, 2015)

Ook in Nederland is deze casus van overheidsbemoeienis niet ondenkbaar. Om kindermishandeling en -verwaarlozing te voorkomen zijn er inmiddels risicoprofielen ontwikkeld en in gebruik bij hulpverleners waarin kenmerken van risicogezinnen automatisch worden ingeschat en geanalyseerd (op basis van uitgebreide en gekoppelde dossiers). Wanneer bijvoorbeeld een gezin leeft van een uitkering, het kind gescheiden ouders heeft, eerder met jeugdzorg in aanraking is geweest en een beperkt sociaal netwerk heeft dan kan het gezin of het kind al gelabeld worden als potentieel mishandel- of verwaarlozingsgevaar. Een bestuurder zou met dit profiel vergaande maatregelen kunnen nemen om het potentiele gevaar te vermijden. De vraag is echter of deze (mogelijk buitenproportionele) maatregel de autonomie van de ouders niet ondermijnt en inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer. (Pardoen, 2015)

Een bekende, en goed onderzochte, valkuil voor de overheid, in deze, is het risicoregelreflex (of ook bekend als incidentalisme, medialogica, gulzige overheid, voorzorgcultuur en ‘pech moet weg’). Dit reflex wordt gedefinieerd als “de neiging om het voortdurend verminderen van risico’s, al dan niet naar aanleiding van een incident, als vanzelfsprekende opgave aan te merken” (Van Tol, 2013; Trappenberg, 2011). Het is oppassen dat deze neiging tot risicoreductie niet gaat doorslaan. Hoogleraar ‘Risk Governance’ Van Asselt spreekt van ‘de nieuwe maakbaarheid’: “Vroeger geloofden we in een betere samenleving door overheidsingrijpen. Nu gaat het met name om het afwenden van ongewenste toekomsten. De angst regeert”. Het steeds meer afwenden van gevaren en vermijden van risico’s zal uiteindelijk, volgens oud-minister Piet Hein Donner, leiden tot de klassieke veiligheidsparadox: “Hoe meer veiligheid we hebben, des te erger zullen we een inbreuk daarop ervaren” (Brabants Dagblad, 2013).

Naast hiervoor beschreven de beschermingsdrang van ouders en de risicoregelreflex van de overheid speelt overigens ook nog de narcistische hulpverlenersreflex (van beiden) op. Iedereen, zowel de burger als de overheid, zou vanuit excentrieke, in plaats van de te verwachtte intrinsieke, motivatie hulp willen bieden als zij denken dat hulp nodig is. Zowel Nietsche als Spinoza schreven over medelijden als een arrogantie in plaats van een deugd. Alle leed verzachten zou een vorm van grootsheidswaanzin of machtsverheffing zijn. Medelijden is alleen aanwezig bij mensen die het beter hebben dan de lijder. Volgens Nietsche maakt lijden (in welke vorm dan ook) sterk, tast medelijden de waardigheid aan en verdubbeld de last als iemand met medelijden ‘mee gaat lijden’ Wanneer ouders hun kind beschermen, of de overheid risico’s probeert te vermijden zou dit mogelijk dus ook kunnen komen doordat zij zich als hulpverlener machtiger gaan voelen. (Spinoza, 1678; Nietsche, 1908; Grunberg, 2018)

Laat onze kinderen fouten maken

Om te voorkomen dat zowel ouders als de overheid onze kinderen doodknuffelen dienen wij niet te streven naar maximale vrijheid én maximale veiligheid, het veiligheidsutopisme van Boutellier. Een gezonde balans tussen veiligheid en vrijheid is essentieel. Het belangrijkste daarbij is het accepteren van risico’s. Voorkom dat wij helikopterouders worden die steeds boven onze kinderen hangen en ze beklemmend (fysiek en digitaal) in de gaten houden. Voorkom ook dat de overheid bemoeizuchtig en beklemmend beleid maakt en uitvoert.

Wij moeten onze kinderen teleurstellingen gunnen. Deze teleurstellingen leren ons kind om te reflecteren, meer begrip op te brengen voor anderen en te zorgen, hoe raar dat ook klinkt, dat ons kind juist van zijn voetstuk valt. Deze zaken zijn essentieel voor het omarmen van waarden. Laat onze kinderen dus fouten maken, ongelukken krijgen en verdriet ervaren. Lees ze ook weer enge sprookjes voor, deze leren omgaan met angst en dood. (Van Ditmars, 2018)

Als wij onze kinderen geen teleurstellingen gunnen, hen behoeden van al het kwaad en ze dus beschermend opvoeden, zullen onze kinderen overigens altijd wel een manier vinden om iets gevaarlijks te doen. Wij kunnen ze dus beter al vroeg leren hoe ze gevaarlijke dingen veilig moeten doen. Op zeer jonge leeftijd gaan kinderen bij veel natuurvolken bijvoorbeeld al om met vuur, gereedschap en messen. Door goed te observeren, een voorbeeld te zien en uitleg te krijgen kunnen zij zichzelf bekwamen en ervaring op doen. Ook filosofen bevestigen dat voorbeeldgedrag zaligmakender is dan onderwijs om de waarden van een kind te laten ontwikkelen. (Tuller & Spiegler, 2011; Rengers, 2017; Van Ditmars, 2018)

Zulke tips zijn vast goed onderbouwd en kunnen helpend zijn, maar als ouders studeren wij niet af en krijgen wij geen diploma; opvoeden is een groeiproces. Ouders en kinderen moeten fouten mogen maken. Als een ouder op het consultatiebureau eens uitspreekt te verlangen naar een weekend zonder kinderen dan moet de gemeente niet in een kramp schieten en direct naar maatregelen grijpen. Ouders willen het voordeel van de twijfel. Ze willen leren van hun fouten en door de overheid met rust gelaten worden als het kan, en door hen gesteund worden als dat nodig is. Zonder meteen een dossier te krijgen, waarin gebouwd wordt aan hun risicoprofiel. (Pardoen, 2015)

Hierover heeft hoogleraar Bestuur en Veiligheid Ira Helsloot een heldere waarschuwing. Hij adviseert (de overheid, hoewel ouders deze waarschuwing ook zouden kunnen krijgen) bij zo’n risicovolle situaties eerst rustig onderzoek te plegen en vooral niet meteen met een reeks aanbevelingen te komen. Hij waarschuwt daarbij voor de risico-regelreflex: de neiging van bestuurders hun daadkracht te etaleren en daar vervolgens in doorschieten. (AD, 2013)

Ook dient de overheid te waken dat veiligheid niet vereerd wordt. Rechtsfilosoof M. Februari observeerde dat politici, journalisten, burgers en de overheid bij een bestaand risico of crisis naar elkaar doorverwijzen, waardoor een soort rad van onveiligheid aan de gang wordt gehouden (Cirkel van Februari) en dat daarbij voorbij wordt gegaan aan het feit dat veelal burgers een vorm van (rest)risico accepteren. De media stelt daarbij vaak “dat mensen het gevaar niet pikken”. De politiek wijst bij haar debat naar de media: “het staat in de krant dat de mensen het niet accepteren”. Vervolgens zegt de overheid dat de politici én burgers honderd procent veiligheid
eisen. De media neemt dit vervolgens over en zo houdt de cirkel zich in stand. (BZK, 2011)

Wanneer wordt koesteren doodknuffelen?

Het is het jaar 2107. M1 speelt met zijn achterkleinzoon in de tuin achter zijn huis. M1 is 98 jaar oud en woont samen met zijn zoon en schoondochter in de boerderij van zijn ouders. Zijn achterkleinzoon is net negen geworden. Beide mannen klimmen in de grote eik op het erf. M1 moet voorzichtig zijn met zijn broze botten. Hij brak al eens eerder een elleboog en een enkel, hij is niet meer de jongste. Zijn achterkleinzoon weet al snel de top van de eik te bereiken en geniet van het uitzicht over de landerijen. M1 leerde hem de vorige zomer dat hij bij het klimmen altijd drie punten moest gebruiken om zich vast te houden. Altijd twee voeten en een hand of twee handen en een voet. Als hij zich aan deze basisregel zou houden dan zou hij niet veel kans hebben te kunnen vallen. Als ie dan toch viel? Dan was het hem geleerd zijn wonden te likken en een nieuwe poging te doen.

Plots horen de mannen in de boom een luide fluit. Op het zandpad naast het erf staat de wijkagent met zijn fiets. Hij zwaait vriendelijk naar M1’s achterkleinzoon in de top van de boom en steekt zijn duim op. M1 hoort de agent roepen: “Lekker hoog geklommen jongen! Wat knap. Roep je me als je hulp nodig hebt?”.

In dit essay wordt duidelijk dat het opvoeden van kinderen en het besturen van een land (en het verzorgen van haar burgers) veel parallellen kent. Over het algemeen kan worden gesteld dat zowel wij, als ouders, maar ook de overheid een balans moeten vinden tussen het koesteren en het doodknuffelen van onze jeugd. Daarbij zal door beide partijen meer nadruk moeten liggen op het ‘loslaten’ dan op het beklemmen. Onze kinderen hebben in de ontwikkeling essentiële ruimte nodig om fouten te maken. Daarbij dienen ook wij als ouders ruimte te krijgen van de overheid om fouten te kunnen en mogen maken. Wij (ouders en overheid) moeten niet verkrampen in een risico-regelreflex en minder maatregelen te nemen om risico’s te vermijden (zoals valtegels, hekjes en bemoeizorg) in plaats daarvan moeten wij de oorzaak van de risico’s aanpakken. Wij moeten als ouders onze kinderen begeleiden en faciliteren bij het maken van een goede risico-inschatting en de overheid moet bereikbaar en beschikbaar zijn als ons kind of wij als ouders met een hulpvraag komen.

Als deze balans gevonden is hoeven wij niet bang te zijn om onze kinderen dood te knuffelen en kan de overheid ons koesteren.

LITERATUURLIJST
- AD, Algemeen Dagblad (2013, 19 oktober). Alarm voor onze kademuur. Rotterdam: Algemeen Dagblad.
- Bijlsma, J. & Jansen, H. (2017). Sociaal werk in Nederland. Vijfhonderd jaar verheffen en verbinden. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
- Brabants Dagblad (2013, 31 augustus). Echte veiligheid is een utopie. Den Bosch: Brabants Dagblad.
- BZK, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2011). Rapport van het symposium ‘De risico-regelreflex in het openbaar bestuur’. Den Haag: BZK.
- De Bil, M. (2017, 13 mei). Mamma mia, let me go! AD/Algemeen Dagblad.
- Grunberg, A. (2018, 4 mei). Onderdruk de narcistische reflex om te willen helpen, voetnoot Volkskrant. Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/onderdruk-de-narcistische-reflex-om-te-willen-helpen-~b1aca0c8/.
- Nietsche, F. (1908). Ecce Homo. Wie man wird, was Man ist. In F. Nietsche (2011, december). Ecce Homo. Amsterdam: De Arbeidspers.
- Pardoen, J. (2015, 31 januari). De risico-regelreflex. Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://www.ouders.nl/artikelen/de-risico-regelreflex.
- Renger, C. (2017, 31 maart). Laat je kind eens lekker gevaarlijk doen. Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://kiind.nl/laat-je-kind-eens-lekker-gevaarlijk-doen/.
- Renger, C. (2018, 27 mei). Laat je kind vallen (leren van buitelen). Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://kiind.nl/laat-je-kind-vallen/.
- Spinoza, B. (1678). Ethica, Ordine Geometrico Demonstrata. In B. Spinoza (2012, juni). Ethica. Amsterdam: Boom uitgevers.
- St. George, D. (2015, 14 januari). Parents investigated for neglect after letting kids walk home alone. Washington Post. Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://www.washingtonpost.com/local/education/maryland-couple-want-free-range-kids-but-not-all-do/2015/01/14/d406c0be-9c0f-11e4-bcfb-059ec7a93ddc_story.html.
- Trappenburg, M. (2011). Waarom het allemaal niet lukt. In J. van Tol, I. Helsloot en F. Mertens (red.). Veiligheid boven alles? Essays over oorzaken en gevolgen van de risico-regelreflex. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
- Tuller G. & Spiegler, J. (2011, april). 50 Dangerouse Things (you should let your childern do). Verenigde Staten van Amerika: Penguin Putnam Inc.
- Van Ditmars, A. (2018, 31 mei). 'Ouders, een kind heeft niets aan uw rode lopertje'. Trouw. Geraadpleegd op 5 juni 2018, van https://www.trouw.nl/religie-en-filosofie/-ouders-een-kind-heeft-niets-aan-uw-rode-lopertje-~a76c9a07/.
- Van Tol, J. (2014). Omgaan met de risico-regelreflex. In P. Boorsma en A. Ronner (red.). Jaarboek 2013, Nationaal Netwerk Risicomanagement 2014. Baarn: Nationaal Netwerk Risicomanagement.

Thijs

Weet overal veel van af. Doet iets met veiligheid en nog wat dingen. Is thuis in IVK, RIS, GGP, BHV, ASS, KFOR, IPA etc. Amateurornitoloog met een Daf 46. Heeft een ongebruikt sporthart. Niet religieus baarddragend.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.